Verband tussen neeltje pater en tromp meesters
Mevrouw Tromp Meesters-Greven vertelt in een krantenartikel uit de jaren tachtig: “Mijn overgrootmoeder was getrouwd geweest met de gemeentesecretaris van Arnhem, Post. Na de dood van haar man keerde ze met haar twee dochtertjes terug naar haar geboorteplaats Monnickendam, waar haar broer burgemeester was. “
Deze overgrootmoeder van mevrouw Tromp Meesters-Greven, Anna Helena van Marle (geb. 1804) raakte in Monnickendam verliefd op de weduwnaar van Trijntje Boterkoper, Embertus Joachim van Rooy. Ze trouwden in 1845. Op die manier kwam een deel van de erfenis van Neeltje Pater terecht in de familie van mevrouw Tromp Meesters-Greven.
“Helaas is bijna alles in de laatste oorlog verloren gegaan. Het meeste hebben de Duitsers meegesleept in de septemberdagen bij de slag om Arnhem. “
Het enige wat mevrouw Greven nog had waren een paar kristallen vazen en een portret van grootmoeder Elisabeth Thiebout-Post.
Volgens mw. Greven was Trijntje Boterkooper, geboren Schoon. Ik denk dat dat niet klopt, want Trijntje Boterkoper is de dochter van Pieter Boterkoper en mw. Molenaar. Maar ze was wel de kleindochter van Trijntje Schoon. En deze Trijntje Schoon was de erfgename van Neeltje Pater.

Broek in Waterland en Neeltje Pater zijn nauw verbonden. Neeltje werd op 7 februari 1730 geboren in Broek in Waterland. Ze stond bekend als een vermogende koopmansvrouw. Haar ouders waren Cornelis Dirksz. Pater , reder, en Annetje Muus Mars. Neeltje Pater trouwde op 2 november 1766 met Cornelis Cornelisz. Schoon, koopman. Het huwelijk bleef echter kinderloos. Cornelis stierf in 1778, Neeltje in 1789.
Haar nalatenschap bestond o.a. uit: VOC aandelen, banksaldo’s, drie huizen in Broek in Waterland gevuld met postelein, sieraden, schilderijen enz. Haar vermogen werd geschat op 4 miljoen guldens, een fortuin. Maar wie waren haar erfgenamen? Destijds gold dat iedereen binnen de vijfde graad de erfenis moest delen. Die waren er niet. Uiteindelijk kwam men bij zevende graads verwanten. De beste papieren had Trijntje Schoon en Simon Bakker.
Op 14 juni 1811 werd eene Embertus Joachim van Rooij, geboren in 1779 te Stratum bij Eindhoven, benoemd tot Commissaris van Politie te Monnickendam, Edam en Marken en deze man moest zich voor een mogelijk bezoek van Keizer Napoleon in september op october van dat jaar nog geheel inwerken. Zo leerde deze Embertus van Rooy, de nieuwe Commissaris van Politie te Monnickendam op aanraden van zijn collega Speet, Trijntje Boterkooper kennen en werd hij op 31 maart 1813 haar 4e echtgenoot.
Na haar dood in 1844 trouwt hij met Anna Helena van Marle in 1845. Dit huwelijk duurt slechts 5 jaar want zij overlijdt in 1850. Woonhuis De Bruynvis te Monnickendam.
Embertus trouwt op 65 jarige leeftijd met de 40 jarige Anna Helena van Marle. In 1845, april.
Maar Anna Helena van Marle trouwt ook met Willem Post. En krijgen een dochter Diederica Elisabeth Post in 1830, (Anna Helena overlijdt ook in 1850). Diderica wordt overigens in Utrecht geboren, wat vreemd is daar Anna Helena in Monnickendam geboren is en daar ook sterft. Willem Post overlijdt in 1854, dus het kan ook niet dat ze hertrouwd is. Dus wie is nou Anna Helena van Marle???
Dan zou Post de eerste man moeten zijn en Van Rooy de tweede echtgenoot. Dat klopt, ze is de weduwe van Willem Post. Willem Post was geboren in Utrecht, en bovendien wijnkoper van beroep. In 1827 trouwt hij de 22 jarige Anna Helena van Marle, hij is dan 24 jaar oud. Volgens de boeken overlijdt hij in 1854, maar dat kan niet want zijn vrouw trouwt met Van Rooy in 1845. Tenzij ze van hem voor die tijd gescheiden is.
Diderica trouwt met Johannes Thiebout in 1857.
Het herenhuis “de Bruijnvis”.
In 1795 waren zowel Cornelis (de notaris en vrijgezel) als Pieter (koopman, gehuwd met Margrietje Molenaar en vader van één dochter Trijntje) beiden opgenomen in de Municipaliteit (het Gemeentebestuur) van de stad Monnickendam. Cornelis Boterkooper hield nog steeds kantoor in het huis van zijn moeder Trijntje Cornelisdr Schoon. De laatste had het oog laten vallen op het prachtige herenhuis, eertijds bewoond door de familie Bruijn, genaamd “de Bruijnvis” op het Noordeinde, dat op dat ogenblik het eigendom van Pieter Boon was (het huidige huisnr 21, zie jaarverslag O.M. 1985 blz 71).
Op 13 juli 1799 werd de “scheiding en verdeling” van de boedel geregeld tussen haar zoons Cornelis en Pieter Boterkooper en op 8 november van dat jaar definitief getekend, waarna ieder de beschikking kreeg over circa een kwart van het vermogen van Neeltje Pater. Om U een indruk te geven van deze verdeling volgen hieronder een paar cijfers.
Embertus Joachim van Rooij, die sinds zijn komst in Monnickendam in 1811 nog steeds in de Doelen woonde, had zijn goederen opgeslagen in een pakhuis op het Noordeinde, wijk IV nr 38, het huidige nr 13. Op 5 mei 1813 besloot hij deze spullen, misschien op aandrang van Trijntje, onder de hamer te brengen en verzocht notaris Joan van Aalburg deze verkoping te organiseren. Er was meubilair, huisraad, porcelijn, glaswerk, koper, tin, blik en ijzerwerk, maar het meest interessant waren de schilderijen en de boeken die verkocht werden.
De Familie van Rooij.
De 6 jarige dochter uit het tweede huwelijk van Trijntje Boterkooper, Diderica Elisabeth Laurentina Peereboom zal in een harmonische sfeer zijn opgegroeid tijdens het vierde huwelijk van haar moeder. In een rapport aan de franse politie van een stille verklikker, genaamd Servaas van de Graaff, werd Embertus Joachim van Rooij beschreven als een eerlijke jongeman, die goede bedoelingen had, maar zijn beroep (Commissaris van Politie zou niet in overeenstemming zijn geweest met zijn zachte karakter en hij zou zich hebben laten verblinden door de intriges en het fatsoenlijke gezicht van Thierens (de Baljuw en Hoofdoffr), van Aalburg (de notaris) en Lakeman (de Burgemr. van Edam). We hebben hier kennelijk te doen met een integere figuur op wiens spil het gezinnetje van Rooij-Boterkooper met hun fabelachtige rijkdom kon draaien. Diderica Peereboom begon haar schooltijd en de rentenier Embertus van Rooij, haar voogd, benoemde in mei 1815 als beheerders van de diverse fondsen de heren Jacobus en Gerrit Jacobus Jarman te Amsterdam.
Op 27 april 1833 kreeg hij de kans het grote huis wijk IV nr 43 (kad, nr 129) ten zuiden van het herenhuis “de Bruijnvis”, op de noorderhoek van de 1e Molensteeg, te kopen. De 90 jaar oude heer Theodorus Egbertus van Marle, geboren op West-Terschelling en in 1766 als apotheker uit Amsterdam naar Monnickendam gekomen, was op 1 maart 1832 overleden.
De erfgenamen, zijn zoon Henricus Jacobus van Marle te Monnickendam, een dochter Maria Magteld van Marle, gehuwd met Jacob Hoogland te Den Helder, en de kinderen van de overleden zoon Johannes Suffridus van Marle in Steenwijk, Frederiksoord en Oldemarkt, besloten het huis, dat eerder door Hermanus Reijntjes, de gesneuvelde vice-admiraal, bewoond was geweest, te verkopen. Embertus van Rooij werd voor ¦ 900,- eigenaar (acte 21 N.A. 3608 nots J.M. Pfeil).
Trijntje Boterkoopers dood.
Op 30 juni 1844 ‘s nachts om 2 uur overleed Trijntje Boterkooper, ruim 60 jaar oud. Haar echtgenoot Embertus Joachim van Rooij, oud 64 jaar en Adriaan Sligcher, haar schoonzoon, oud 43 jaar, deden aangifte.
Op 16 juli 1844 werd door notaris Meynard Cornelis Merens (notaris te Monnickendam van 1837-1886, tot 1842 samen met Nots Age Volkerse, doch daarna alleen !) een inventarisatie van de boedel gemaakt.
Hierbij bleek dat de edelgrootachtbaren Heer Embertus Joachim van Rooij, Ridder van de orde van den Nederlandse Leeuw, lid van de Staten van Noordholland en Burgemeester der stad Monnickendam, als weduwnaar van wijlen Vrouwe Trijntje Boterkooper, buiten gemeenschap van goederen gehuwd was geweest, maar erfgenaam was voor een vierde gedeelte van de nalatenschap. Hij werd benoemd tot executeur en beredderaar van de boedel.
Vrouwe van Marle.
Binnen het jaar hertrouwde Embertus van Rooij, oud 65 jaar met de 25 jaar jongere Anna Helena van Marle, weduwe van Willem Post. Anna Helena was geen onbekende voor Embertus, want van haar vader Henricus Jacobus van Marle kocht hij het huis naast “de Bruijnvis”, misschien was zij zelfs zijn buurmeisje geweest.
Ze was op 29 december 1804 te Monnickendam geboren en 18 mei 1827 met haar man, een wijnkoper, mee naar Utrecht getrokken. Vóór 13 december 1835 moet deze daar zijn overleden, want op die datum kwam zij terug naar Monnickendam.
Op 10 april 1845, toen het huwelijk tussen Embertus van Rooij en Anna Helena van Marle voltrokken werd, woonde zij dus alweer bijna 10 jaren in Monnickendam met twee dochters uit haar eerste huwelijk; Christina Post(plm. 16 jaar) en Diderica Elisabeth Post (plm. 14 jaar).
Begeleid door een veel jongere vrouw kon Embertus van Rooij zonder zorgen zijn luxe leventje voortzetten en misschien was het nog wél zo gezellig in het grote huis “de Bruijnvis” nu er ook twee jonge deerns rondliepen.
Slechts 5 jaren heeft dit huwelijk geduurd, nog geen 46 jaar oud overleed Anna Helena van Marle op 24 december 1850 in het huis “de Bruijnvis”.
Christina Post, de oudste dochter, trouwde op 23 juni 1853 te Monnickendam met Barend van Spreekens, die te Brummen woonde en haar zuster Diderica Elisabeth trouwde vóór 1857 met Mr Johannes Thiebout, advocaat te Zwolle.

De tekeningen van Cornelis Schoon’s beschrijving van het dorp Broek in Waterland, een onuitgegeven manuscript uit 1759, kwamen in handen kwamen van niet-bloedverwanten. Trijntje Boterkooper is hieraan waarschijnlijk zelf schuldig geweest door alle portefeuilles met prenten aan Embertus van Rooij te schenken. Doordat de dames Post zijn enige erfgenamen waren, kwamen deze tekeningen in handen van de familie Thiebout terecht, omdat Christina Post met een Thiebout trouwde. Op vrijdag 1 juni 1973 werd dit manuscript bij genoemde familie weergevonden door de speurzin van de heer M.H. Hoek en maakte de heer A.P. Bruigom er een schitterende atlas van. De familie Thiebout is het beheer van zulke waardevolle papieren kennelijk wel toevertrouwd.
Maak jouw eigen website met JouwWeb